dinsdag 10 juni 2003

Magnum 300

,,Wat heb je nodig om een grizzly neer te leggen'', vraagt de man uit het reservaat aan een medepassagier uit zuidelijk Alberta, die de hele tijd op zo'n toon van 'daar weet ik alles van, daar kijk ik niet meer van op' over wilde beesten vertelt. De man uit het reservaat droomt ervan, om een keer een grizzly te schieten. Gewone zwarte beren, dat is niks, die schuif je gewoon opzij, dat zijn de twee met elkaar eens, en het vlees is ook niet lekker.

Ik probeer goed op te letten, want ik weet niks van wapens, wat mij al meer dan eens op een strenge preek van Sybe van der Meulen kwam te staan, de hoofdredacteur van de Leeuwarder Courant die elk jaar de nieuwe editie van Jane's Wapens Allerlei uit zijn hoofd leert. De man uit het reservaat somt een paar geweren op, maar de kenner uit Alberta schudt zijn hoofd. ,,Tenminste een magnum 300'', versta ik. ,,Anders ben je machteloos.'' De man uit het reservaat knikt.

Ik sta naast ze bij een meer achter een benzinepomp annex restaurant met wat trailers eromheen, langs de Alaska Highway. In het meer waadt een grote moose rond, een eland dus, een beest dat er vanaf hier uitziet als een kruising tussen een kameel (bult in de nek), een nijlpaard (groot, log en in het water) en een koe (onverstoorbaar). Deze heeft geen gewei. Zou je dichterbij kunnen komen, vraag ik, want ik wil eigenlijk wel een foto van het beest maken. Ik herken de blik waarmee de man uit Alberta me aankijkt. Zo kijken ze op Ameland ook soms naar badgasten, die op het punt staan iets stoms te gaan doen.

,,Moose zien eruit of je ze kunt aaien'', geeft de man uit het reservaat toe. ,,En meestal doen ze niks, maar ze kunnen gevaarlijk zijn. Dat heb ik zelf meegemaakt.'' Hij beschrijft hoe een eland hem nazat door het bos, en als een bulldozer dwars door het struikgewas en de stammetjes boorde waar hij doorheen vluchtte. ,,En uiteindelijk was ik zo dom om in een boom te klimmen'', besluit hij. De man uit Alberta knikt.

Nou ja, mijn reputatie als onnozele hals staat hier toch al vast. ,,Waarom was dat zo dom dan?'', vraag ik, want ik zie een eland nog niet een twee drie in een boom klimmen. Weer die blik. ,,Ze blijven staan wachten tot je er weer uitkomt'', legt de man uit het reservaat uit. ,,Als er niet een vriend van me voorbij was gekomen, zat ik nu nog steeds in die boom.''

Een leerzaam moment. Zoals deze hele trip langs de Alaska Highway erg leerzaam is. Deze hele weg is in 1942 in hoog tempo aangelegd, dwars door de noordelijke Rocky Mountains, langs rivieren, dalen en een reeks plaatsen met vliegveldjes. Hij voert van Dawson Creek in het noorden van Brits Columbia helemaal tot in Alaska. Ze moesten destijds zo hard, omdat het oorlog was en Alaska van tactisch belang was. Na de oorlog maakten ze van de gravelweg vol kronkels een gewone highway voor iedereen, maar die gaat nog steeds dwars door de bergen en de bossen. In Dawson Creek hebben ze een paal neergezet, midden op een kruising, met vlaggen eromheen: het 0-mijlpunt. ,,This is the middle of nowhere'', vindt een Canadese medereizigster uit. Op een latere stop, bij een verlaten motel en een half gesloopte oude benzinepomp stelt ze vast dat 'nowhere' aantrekkelijk kan zijn, ,,but this is too nowhere.''

Onze Greyhoundchauffeur stopt af en toe, zodat iedereen een foto kan maken van een bijzonder pittoresk punt, of een sigaret kan roken. Onderweg vertelt hij hoe de bergen heten en hoe diep de meren zijn. En hij roept het om, als er links of rechts moose, bisons, elk of zwarte beren rondlopen. Een van die beren, pal naast de weg, kijkt naar ons in de bus zoals mensen die op een nachttrein wachten naar je kunnen kijken als je langsloopt.

Dat is vriendelijk van de chauffeur, maar er is ook een andere kant. Bij avond, ergens tijdens deze lange lange rit (ik vertrok uit Vancouver, het is, deze Alaska Highway incluis, 44 en een half uur bussen, 2702 kilometer), stapt er een stel in dat door de chauffeur voorin de bus gezet wordt. ,,En daar blijven jullie zitten'', zegt hij dreigend. Ik dacht eerst dat het een grap was, dat ze elkaar kenden. Ze hebben van die vissershoedjes op, en lijken van Indiaanse afkomst. Sorry, ze lijken op First Nation Peoples. Zo heet dat hier.

Later wordt ik wakker omdat het stel de les gelezen krijgt. ,,Jullie hebben achterin gezeten'', zegt de chauffeur. ,,En jullie hebben zitten drinken. Dus je ruimt nu de kots op die daar ligt of je gaat de bus uit.'' Drank in de bus is verboden. De jongen vraagt nog gedienstig om handschoenen, maar de vrouw zegt strijdbaar ,,Ik ga niet een ander zijn kots opruimen.'' Ze blijven gewoon zitten.

Een halte en een half uur verder word ik weer wakker. Er komt een politieman aan boord. ,,Zijn dit ze'', vraagt hij aan de chauffeur. Ja dit zijn ze. ,,Wilt U meekomen'', zegt de agent en hij neemt het stel mee. RCMP staat er op de politie-auto, Royal Canadian Mounted Police. Dit is de eerste Mountie die ik in actie zie, en hij heeft niet eens een rood jasje aan en een hoed met vier deuken.

Achteraf vertelt de chauffeur dat de twee de hele tijd lastig waren, ze zaten stiekem te drinken, hielden andere passagiers wakker en scholden een paar zelfs uit. ,,We can't have that on the Greyhound'', vat hij samen.