donderdag 16 december 2010

Leo Ardun



Tegenover het Gare de Lyon in Parijs is bistro Au Cadans du PLM. Type schemerig Frans café met serre waar naar Parijs gebruik de stoeltjes te dicht bij elkaar staan en mensen toch net doen of de wildvreemden naast hen meters verderop zitten.

Toen we er zondagavond bier en wijn bestelden, herkende de barman ons accent. ,,Drie, twee, een!’’ zei hij in het Nederlands en stak het bijbehorend aantal vingers op. Nederland, hij was er dol op. Jarenlang was hij heen en weer gereden naar een kleine stad die wij misschien wel kenden. Leo Ardun.

,,Leeuwarden!’’, zeiden we verheugd. Tuurlijk kenden we dat. Meteen was hij niet meer bij ons weg te slaan. Hij had daar een meisje gekend, Edith Koopmans, kenden we die toevallig?

Met haar was hij wel eens naar een eiland geweest dat Der Skellèngue heette, toen daar de vuurtoren 400 jaar bestond.

In Leo Ardun stond een beeld van een taureau, een stier, hij wist het nog precies. ,,Une vache’’, verbeterden we. ,,Daar is een verschil tussen.’’ Dat wist hij ook precies.

Even later kwam hij de lof zingen van Nederland als laboratoire sociale van Europa, vanwege het euthanasiebeleid bijvoorbeeld, waarin ze zoveel verder waren dan in Frankrijk. In Frankrijk laten ze mensen maar lijden, zei hij, terwijl ze er in Nederland rationeel en wijs mee omgaan. Het klonk alsof hij zelf zoiets had meegemaakt.

Toen we de volgende avond Au Cadrans du PLM passeerden, was ontsnappen niet mogelijk.

Onze barman stond op de uitkijk en begroette ons met uitgestoken handen, als oude vrienden die levend van het front waren teruggekomen.

Demonstratief koppelde hij zijn iPod aan de stereo en keek ons verwachtingsvol aan. Daar schalde, heel luid, het Wilhelmus door de zaak. Een stamgast stak beide duimen naar ons op.

Gelukkig waren er verder weinig klanten, want we wisten niet zeker of we moesten gaan staan.

,,Leo Ardun!’’, benadrukte de barman nog eens.

Toen we vertrokken riep hij ons na: ,,Tot ziens! Tot ziens!’’ We moesten hem beloven de groeten te doen aan Friesland. Hierbij dus. Iedereen de groeten, vooral Edith Koopmans.


(Bovenstaande column schreef ik voor de krant van woensdag 15 december. Donderdag kwam er onderstaande reactie van Jellie Koopmans uit Marsum:)


Via een kennis werd ik op jouw column gewezen. Had het zelf nog niet gelezen, druk, druk druk! Wat schetst mijn verbazing... Dit gaat over mijn dochter Edith!

Ik heb van het artikeltje gesmuld! Inderdaad heeft zij een relatie gehad met hem. Hij heet Dominique en was destijds garçon (kelner) en dus nog steeds. Het was in de zomer van midden jaren negentig, ze heeft hem ontmoet toen we op de camping verbleven in Lussas in de Ardeche. Ik heb inmiddels het artikeltje naar haar opgestuurd.


En van Edith zelf kwam dit:

,,Ik heb mooie herinneringen aan die tijd. Ach ja, je bent mid-twintig en dan is Parijs wel een heerlijke stad om in te vertoeven. Destijds had ik verkering met Dominique Boeuf. Een lieve jongen, hij werkte toen ook al in een taverne in de buurt van Gare de Lyon. Het verbaast me niks dat hij nog wat Nederlandse woorden kende, hij was heel leergierig. Bedankt voor het naar boven brengen van deze heerljke herinnering!''