zaterdag 25 november 2017

Deze meiden verpesten de atmosfeer

Op de dvd Leeuwarden in film, waar ik deze week een stuk in de LC over schreef, staan ook opnamen van het kaalknippen van 'moffenmeiden'  of 'moffenhoeren', zoals meisjes die tijdens de bezetting met Duitse soldaten omgingen genoemd werden.

Mem vertelde daar wel eens over. Zij heeft het kaalknippen destijds als twaalfjarige gezien, als ik me haar verhalen goed herinner bij de Beurs. Jaren later kon ze er nog emotioneel van kon worden omdat het er blijkbaar nogal genadeloos en vernederend aan was toegegaan.

De weerzin tegen deze vrouwen, dat is op de korte filmfragmenten duidelijk zichtbaar, zat diep.

Dat bewijst ook het commentaar van K. in de Leeuwarder Courant van zaterdag 21 april 1945. De krant heette toen overigens Leeuwarder Koerier en K was, neem ik aan, J.J. Kalma.

Hij schrijft dat afgelopen zondag en maandag ,,een groot aantal vrouwen'' zijn opgehaald, ,,die met Duitschers hebben omgegaan''.

,,Het getal van deze zogenaamde Moffenmeiden is in Leeuwarden helaas vrij hoog. Leeuwarden heeft op zedelijkheidsgebied een vrij slechte naam'', schrijft K.

 ,,Er zijn mensen die medelijden hebben met deze wezens, die de naam vrouw kwalijk waard zijn. Wij stellen er prijs op in dezen duidelijke taal te spreken: Deze vrouwen waren het, die meehielpen om het de Moffen hier goed te geven. Zij dienden den vijand, zij verrieden de Nederlandse mannen en het Nederlandse vaderland.''

,,Daarom bevreemdde het ons te moeten horen, dat reeds Dinsdag weer verschillende van deze meiden waren vrijgelaten. Plaatsruimte schijnt daarvan de oorzaak te zijn geweest, maar het gevolg was, dat Dinsdagavond vele van die meiden al weer de straat opgingen en nu met Canadezen aanpapten.''

K. heeft een oplossing: ,,Deze meiden verpesten de atmosfeer. Zij horen in een gezuiverde maatschappij niet thuis. Voor het minst dienen ze, in afwachting van nadere beslissingen, geïsoleerd te worden in kampen.''

Hij komt er een paar dagen later op terug, vanwege lezersreacties. ,,Een lezer merkt op, dat dit te ver gaat. Hij schrijft letterlijk: 'Meent de heer K. werkelijk, dat het gros van deze vrouwen zich bewust was van verraad? Wij geloven eerder dan verreweg de meesten van hen kwalijk weten, wat landverraad is. En men kan een blinde toch moeilijk beschuldigen, omdat hij niet kan zien'.''

Geen excuus, vindt K. Mensen hebben democratische plichten en moeten daarin opgevoed worden. Hij haalt professor Bonger aan, die stelt dat democratie voor alles een kwestie van karakter is. ,,Konkreet uitgedrukt'', schrijft K. ,,Is er van een Moffenmeid of een zwarten handelaar nog een behoorlijk Nederlander te maken?''

Zijn antwoord: ,,Het zal moeilijk worden en veel geduld en geloof vergen.''